Als kind al toont Panamarenko een bijzondere interesse voor de natuur in het algemeen en voor het zeldzame en tot de verbeelding sprekende klavertje-vier in het bijzonder. Omdat zijn jeugdige speurwerk naar de ‘onvindbare’ klaversoort aanvankelijk niets oplevert, vraagt hij op een dag ontmoedigd aan zijn vader waarom die gegeerde groene plantjes toch zo zeldzaam zijn? Het antwoord is even kort als ontnuchterend: “Omdat die eigenlijk niet bestaan!” Teleurgesteld schuift het kind zijn droom opzij en richt zijn aandacht op andere zaken...
Jaren later, in 1963, trekt de jonge Panamarenko met enkele van zijn toenmalige kompanen naar het stort van Antwerpen om er tussen het vuilnis naar bruikbare onderdelen voor zijn kunstwerken te zoeken. Uitgerekend daar vindt hij zijn eerste klavertje-vier! De opluchting is groot; het zeldzame plantje bestaat wel degelijk. Wanneer zijn ‘botanische’ verzameling enkele jaren later is gegroeid tot een tiental exemplaren, maakt hij er op een blad tekenpapier een kleine collage mee, die hij overtrekt met doorschijnende kleefband.
Ruim veertig jaar later is deze poëtische collage van kleine geluksbrengers nog steeds in het bezit van de kunstenaar. Hoewel het papier inmiddels is verschenen en de kleefband verduurd en vergeeld, straalt de collage nog steeds de jeugdige frisheid uit van de jonge vorser-kunstenaar uit de vroege jaren zestig. De collage mag dan op het eerste gezicht atypisch zijn voor het geheel van Panamarenko’s technische oeuvre dat later zal volgen, ze is des te meer exemplarisch voor de geest ervan.