Shin hanga staat voor 'nieuwe prenten' en toont harmonieus uitgebalanceerde ontwerpen, gedrukt in blokdruk op papier van hoge kwaliteit met de helderste, fijnste pigmenten en uitgebracht in kleine oplagen. In onze nieuwste publicatie gaan we dieper in op deze vroeg 20ste-eeuwse Japanse kunststroming, die westerse elementen integreerde met de oude waarden van de traditionele houtsneden. In het boek vindt u een unieke selectie uit twee Nederlandse privécollecties, het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis in Brussel en enkele uitzonderlijke stukken uit de familiecollectie van Shōzaburō Watanabe, de belangrijkste uitgever van Japanse prenten van de 20ste eeuw.
De Shin hanga beweging bloeide van ongeveer 1915 tot 1942, en hervatte op kleinere schaal na de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren 1950 en 1960. Geïnspireerd door het Europese impressionisme introduceerden de kunstenaars de effecten van licht en de uitdrukking van individuele stemmingen, maar ze bleven strikt traditionele Japanse thema's uitbeelden: landschappen (fukeiga), mooie vrouwen (bijinga), kabuki acteurs (yakusha-e), en vogels-en-bloemen (kachō-e).
De beweging gaf een nieuwe impuls aan het gebruikelijke systeem van ukiyo-e, een samenwerking waarbij kunstenaar, houtsnijder, drukker en uitgever onderling het werk verdeelden. Shin hanga legde echter de nadruk op de rol van de uitgevers of hanmoto, zoals Watanabe, Doi, Kawaguchi & Sakai, Unsodo, Shobido en meer. Watanabe Shosaburo vreesde voor de erosie van traditionele vaardigheden en houtsnijtechnieken en kwam in 1915 met de term omdat hij shin hanga wilde scheiden van de commerciële massakunst die ukiyo-e was geweest. Hij was op unieke wijze succesvol in het promoten van shin hanga, eerst in de expatgemeenschap in Japan en, vanaf 1910, op veilingen in de Verenigde Staten, waardoor zijn kunstenaars financiële zekerheid kregen. Hij wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van de beweging.
De nieuwe prenten waren gericht op een Westers publiek en versterkten de aantrekkingskracht van een nostalgisch en geromantiseerd Japan. Er was geen grote markt voor shin hanga in Japan zelf. Ukiyo-e prenten werden door de Japanners beschouwd als massaproducten, in tegenstelling tot de Europese opvatting van ukiyo-e als beeldende kunst tijdens het hoogtepunt van het Japonisme. De thema's in zowel ukiyo-e (beelden van een vlietende wereld) als shin hanga overlapten elkaar en esthetisch leek het verschil oppervlakkig. Daarentegen werden shin hanga prenten veel meer als luxeproducten beschouwd en ze vergden veel meer arbeid, meer kleurendruk of individuele houtsnedes, (natuurlijke) verfstoffen en zwaarder papier. Het succes bij bewonderaars en verzamelaars vanuit Europa en de Verenigde Staten verankerden de Westerse invloed en technieken nog meer.
De dood van Kawase in 1957, Watanabe's favoriete kunstenaar, en zijn eigen dood in 1962 luidden het begin van het einde van de Shin-hanga beweging in. Tegen die tijd hadden de sasoku hanga of creatieve prenten veel aan populariteit gewonnen, en bovendien kwam er in 1952 een einde aan de Amerikaanse bezetting van Japan wat ook een daling in de vraag naar shin hanga betekende.